De houdbaarheid van het huidige voedselsysteem staat onder druk. Dat wordt duidelijk gemaakt door tal van crises waar Nederland op dit moment mee te maken heeft, denk aan de klimaatcrisis, stikstofcrisis en de biodiversiteitscrisis. Onze huidige voedselproductie en -consumptie hebben invloed op een ieder van deze. Daarom is het noodzakelijk dat er een transitie plaatsvindt naar een voedselsysteem dat binnen de grenzen van onze planeet blijft. We krijgen de kans om dit systeem opnieuw vorm te geven, maar wie neemt hierin het voortouw? Wie heeft het voor het zeggen in het huidige voedselsysteem? En wie is er aan zet om dit systeem op de schop te nemen? Op deze vragen probeerde de SFYN Academie te beantwoorden op de themadag ‘Wie is aan zet?’
De Wageningen University vormt het decor voor deze themadag. Op een zonovergoten zaterdag begeven alle deelnemers zich naar het epicentrum van wetenschappelijk onderzoek op het gebied voedsel(productie), de broedplaats van ideeën om de voedseltransitie vorm te geven. Van de zon merken we die dag echter niet veel, want er staan vier sprekers op het menu die ieder hun visie zullen delen op wie de hoofdrol is toebedeeld in de aanstaande transitie. Traditiegetrouw wordt de dag afgetrapt door twee deelnemers, dit keer is het de beurt aan Lisa en Elsbeth. Zij gooien de volgende vraag in de groep: kun je meer invloed uitoefenen met je stembiljet of met je vork? Met andere woorden: ligt de verantwoordelijkheid voor verandering bij de overheid of bij de consument? Moeten veranderingen top-down worden doorgevoerd of bottom-up worden bewerkstelligd? Maar handelt de overheid niet te langzaam? En ben je als individu niet slechts een druppel op een gloeiende plaat? Deze vragen vormen de rode draad voor de rest van de dag.
Het antwoord van Aniek Moonen, voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging, is duidelijk: de overheid is aan zet. Want, zo redeneert Aniek, de overheid kan zaken normeren en beprijzen en heeft daarmee de heilige graal in handen om op de snelste en meest doeltreffende manier het vastgelopen voedselsysteem weer draaiende te krijgen. Ter illustratie wijst Aniek naar de nieuwe norm die per 2035 de verkoop van nieuwe auto’s die rijden op fossiele brandstoffen verbiedt. Daarom liggen volgens haar de meeste mogelijkheden voor verandering dan ook bij de overheid. De Jonge Klimaatbeweging helpt de politiek graag bij het zetten van een stip op de horizon: de organisatie heeft de Jonge Klimaatagenda opgesteld. Hiermee proberen zij de politiek een voorzet te geven voor een langetermijnplan.
Deelnemer Pieter, naar eigen zeggen een ras-pessimist, laat een tegengeluid horen en vraagt zich hardop af of de politiek wel écht de nodige verandering teweeg zal brengen. Want, zo blijkt uit het verhaal van Aniek, als het over de lange termijn gaat, is de politiek het met elkaar eens over waar het naartoe moet met de voedseltransitie. Maar zodra je in Den Haag probeert de langetermijnvisie te vertalen naar concrete acties op de korte termijn, stuit je op weerstand. Toch ondermijnt dit Anieks optimisme niet. De politiek zal de veranderingen heus in gang zetten, maar moet soms wel een duwtje in de juiste richting krijgen. Voor dat duwtje gelooft Aniek in de kracht van het collectief. Collectieven kunnen druk uitoefenen op de politiek om veranderingen in gang te zetten. Maar om die druk effectief uit te oefenen, moet je wel weten hoe je je door het politieke speelveld moet bewegen, wat de spelregels zijn en aan welke knoppen je moet draaien. Zelf voert Aniek deze druk uit aan het roer van de Jonge Klimaatbeweging, de koepelorganisatie van meer dan vijftig jongerenorganisaties. Zelf is Aniek jong, strijdlustig, een echte verbinder en daarmee het perfecte boegbeeld van de organisatie. In haar tijd als voorzitter heeft ze het politieke spelletje leren spelen en daar zelfs plezier in gekregen. Wil jij zelf aan zet zijn? Dan heeft Aniek een praktisch advies voor je: sluit je aan bij een collectief. Of nee, beter nog, wordt ambtenaar.
Amber Laan, melkveehouder, adviseur bij Schuttelaar & Partners, voorzitter van het Hollands Agrarisch Jongerencontact en duidelijk iemand met meer dan 168 uur in een week, heeft daarentegen minder vertrouwen in de politiek. Als melkveehouder weet zij maar al te goed dat de landbouwsector al jaren wacht op perspectief dat de politiek zou moeten bieden, maar tevergeefs. Door het ad hoc beleid wanen boeren zich nu in een zee van onzekerheid, wat ervoor zorgt dat zij niet meer durven te investeren in het verduurzamen en toekomstbestendig maken van hun bedrijf. Logischerwijs zijn ze huiverig duizenden euro’s uit te geven aan een nieuwe stal om er vervolgens vijf jaar later achter te komen dat er weer een nieuw probleem is.
Op de vraag wie er aan zet is, erkent Amber weliswaar dat het aan de overheid is om duidelijk te maken wat de stip op de horizon wordt ten aanzien van het landbouwbeleid, maar ook boeren hebben een duidelijke rol. Boeren weten veel van hun eigen gebied en zijn daarmee niet alleen onderdeel van het probleem, maar ook van de oplossing. Zij weten als de beste hoe ze met de natuur kunnen samenwerken en kunnen daarmee het voedselsysteem bij de wortel aanpakken (letterlijk!), wat doorwerking zal hebben in de rest van de keten. Maar duurzame bedrijfsvoering kost geld. En daar ontbreekt het boeren in het huidige voedselsysteem aan, waar de melkprijs structureel onder de echte prijs ligt. Veel boeren wíllen wel weidevogels beschermen op hun grasland of investeren in duurzame stallen, maar dat levert ze op dit moment niets extra’s op. Het bedrijfsleven en de samenleving zouden boeren hierin kunnen bijstaan. Bedrijven door samen de risico’s in de keten te dragen, de samenleving op haar beurt door boeren wat meer te waarderen.
De melkveehouderij had misschien zonder eenduidig landbouwbeleid ook al stappen in de goede richting kunnen zetten, maar het jammere is dat er onder melkveehouders veel onenigheid bestaat en ze er niet in slagen consensus te bereiken en zelf een langetermijnvisie te formuleren. En, zo merkt deelnemer Pieter merkt op, als je als sector geen visie hebt, word je een speelbal. Door een gebrek aan zekerheid geboden vanuit de overheid en de sector zelf, doen de boeren nu niets. En dat is zonde, want in dit geval klopt volgens Amber het gezegde: stilstand is achteruitgang.
Ook Drees Peter van den Bosch is sceptisch. De overheid weet al jaren wat er moet gebeuren om de consumptiepatronen binnen de grenzen van de planeet te houden: consumenten moeten anders eten, producenten anders produceren en geen enkele ketenpartij mag nog iets verspillen. Maar toch gebeurt het niet, ook al dringt de tijd. Want om binnen de grenzen van de planeet te blijven, moet de consument afscheid nemen van een aantal privileges. Oftewel, wij Nederlanders moeten accepteren dat we niet langer het hele jaar rond ’s ochtends blauwe bessen door ons bakje yoghurt kunnen roeren. Deze realisatie maakt dat verandering pijn doet. Afscheid nemen van die privileges (en die blauwe bessen), dat willen we niet. Daarom vraagt deze transitie om moedige leiders die pijnlijke beslissingen durven te nemen.
Zelf heeft Van den Bosch ook gepoogd zo’n moedige leider te zijn. Van den Bosch is energiek, idealistisch van aard en heeft een ondernemend karakter. Als algemeen directeur van één van de grootste cateraars van Nederland, Hutten, heeft hij vier jaar lang geprobeerd veranderingen richting een duurzaam eetpatroon top-down door te voeren. Het was een eenvoudig rekensommetje: in het EAT-Lancet rapport (2019) is berekend wat de ecologische grenzen voor de wereldwijde voedselproductie zijn. Daaruit volgde een duurzaam menu. Als ieder individu zich daaraan houdt, is het mogelijk om in 2050 10 miljard mensen te voeden binnen de grenzen van de aarde. Met Hutten wilde Van den Bosch het goede voorbeeld geven, en dus moest de inkoop van de cateraar in lijn zijn met de richtlijnen van het rapport. Onder de streep kwam dat vooral neer op meer groenten en peulvruchten en minder vlees. Hoewel op papier volstrekt logisch, stuitte Van den Bosch op weerstand. Véél weerstand. Want Van den Bosch mocht de resultaten van het rapport dan wel onderschrijven, de Rotterdamse brandweerlieden waar Hutten al 30 jaar lang elke woensdag gehaktballen voor braadt, waren er nog niet klaar voor hun eetpatroon aan te passen. Het leidde voor Van den Bosch tot frustratie, waarna hij na 4 jaar besloot de handdoek in de ring te gooien.
Frits Spangenberg, oprichter van onderzoeksbureau Motivaction, verbaast het niet dat het Van den Bosch niet gelukt is de gewenste veranderingen door te voeren. “Ik had hem 10 jaar geleden al kunnen vertellen dat dat niet zou lukken”, merkt Spangenberg laconiek op voordat hij met zijn eigen praatje begint. Waarom? Simpel. Ieder individu zit in een bubbel en omringt zich met mensen die op zichzelf lijken. Zo ook Van den Bosch. Híj kan de verandering richting een duurzaam voedingspatroon wel willen doorvoeren, en daar door zijn omgeving in gesteund worden, maar de klanten van Hutten hebben andere waarden. Daarom krijg je nooit iedereen mee in een transitie. En dus is het volgens Spangenberg logisch dat Van den Bosch met zijn neus tegen een glazen muur is aangelopen: zijn aanpak was te breed.
Bij het in gang zetten van een transitie, moet je je eerst focussen op de coalition of the willing, vervolgt Spangenberg. Stap voor stap volgt de rest vanzelf. Maar wie moet dan het voortouw nemen in deze transitie? Spangenberg wijst niet in ieder geval niet naar de overheid. “Als je wijst, wijs je met één vinger naar de ander, maar met vier vingers naar jezelf.” Spangenberg onderkent dat wij mensen de verantwoordelijkheid graag bij een ander neerleggen, maar zelf ziet hij daar niets in. Want de overheid? Dat zijn we zelf. Spangenberg ziet daarom meer in algehele participatie. We zijn allemaal aan zet op alle mogelijke onderwerpen. Daarbij loopt de coalition of the willing voorop, goed voor ongeveer een derde van Nederland. Die andere twee derde meekrijgen, je weet wel, die groep met andere waarden, dat gaat helaas niet zo snel. Gelukkig eindigt Spangenberg met een opsteker: “Maar het kan wel”.
Zoals altijd wordt de themadag niet afgesloten met een eenduidige conclusie. Ook de deelnemers zijn verdeeld. Gaby voelt zich hoopvol en gemotiveerd om aan de slag te gaan. Pieter, de ras-pessimist, is daarentegen enkel bevestigd in zijn pessimisme. Maar wie er nou eigenlijk aan zet is? Over het antwoord op die vraag zijn ook onze sprekers het niet eens. Is het de overheid, zijn het de boeren, bedrijven, consumenten of misschien wel iedereen? Mogelijk hebben we hiermee de kern van het probleem te pakken: juist omdat iedereen naar elkaar wijst, is de transitie op dit moment nog niet in volle gang. Drees Peter van Den Bosch is er van overtuigd dat de tijd nog niet rijp is. “We hebben eerst nog meer shit nodig, voordat de nood hoog genoeg is.” Zodra die tijd aanbreekt, weet ik in ieder geval dat er een groep aan SFYN-academici klaarstaat die weet wat er moet gebeuren. Dat vind ik een hele geruststelling.
Beeld: Kester Scholten
May 24, 2023 3:22 PM